This website uses cookies to improve the user experience. Privacyverklaring

  • XSRF-TOKEN-protection
  • Browsersessie-ID
  • Cookie consent preferences
  • Analytics storage
  • Ad user data
  • Ad personalization
  • Ad storage
5 september 2024

Een baan geeft nieuwkomers weer de regie

  • Asielzoekers & werk
  • asielzoekers
  • talent
  • toekomst
  • begrip & inzicht

Sinds ze meer dan 24 weken per jaar mogen werken, vinden steeds meer asielzoekers een betaalde baan, nog tíjdens hun procedure. De versoepeling is een stap in de goede richting, vinden hoogleraar Jaco Dagevos en statushouders Jackline Rugamba en Abdulrahman Al-Tabali. ‘Niets is erger dan wakker worden en niet weten wat je kunt doen.’ Martijn van der Donk interviewde Jaco, Jackline en Abdulrahman voor magazine OneWorld.

Sinds november vorig jaar mogen asielzoekers meer dan 24 weken per jaar werken, en daar maken werkgevers gretig gebruik van. Vorig jaar verdriedubbelde het aantal werkvergunningen voor asielzoekers al (van 600 naar 2000), en dit jaar verwacht het UWV wel 7000 ‘tewerkstellingsvergunningen’ uit te geven.

Toch zijn er nog veel obstakels die verhinderen dat asielzoekers snel aan het werk komen. Terwijl juist zij van betaald werk profiteren: ze bouwen nieuwe relaties op en betere integratie. Níet werken is daarentegen slecht voor het mentale welzijn. Wat betekent werk voor nieuwkomers? Jackline Rugamba (30) en Abdulrahman Al-Tabali (26) delen hun verhaal.

Jackline Rugamba (30): ‘Niets is erger dan wakker worden en niet weten wat je moet doen’

Op de lichtafdeling van de Amsterdamse Ikea spreekt de Ugandese Jackline Rugamba moeiteloos Nederlands. Ja, ze heeft braaf een inburgeringscursus gevolgd, vertelt ze, en ze had drie keer per week taalles. Maar de theorie uit de schoolboeken beklijfde niet en ze had moeite om niet tijdens de lessen in slaap te vallen. Pas hier, op haar lichtafdeling waar ze inmiddels drie jaar werkt, krijgen al die woorden vorm en betekenis. Ze kent voor alles wat met lampen en verlichting te maken heeft de Nederlandse benaming. “Hier ken ik de taal goed genoeg om Nederlands met de klanten te kunnen spreken.”

‘Mijn collega’s in Uganda waren mijn tweede familie’

Werk was haar mentale redding, zegt Rugamba stellig. Toen ze in 2016 van Uganda naar Nederland vluchtte om redenen die ze liever voor zichzelf houdt, wachtte ze een jaar lang op de benodigde papieren om te mogen werken. “Het was een heel moeilijke periode”, zegt Rugamba, die in Uganda een universitaire studie marketing deed en vier jaar lang bij de Ugandese tak van Unilever werkte, waar ze veel sociale contacten opdeed. “Mijn collega’s in Uganda waren mijn tweede familie. Na het werk genoten we van het leven: we aten spontaan bij elkaar, gingen uit eten, feestten.”

Die sociale structuur viel in Nederland in één klap weg. “Na een halfjaar in een AZC te hebben gewoond, kreeg ik van de gemeente Amsterdam een woning in Amsterdam-West. Ik voelde me daar heel eenzaam. Voor mijn inburgeringsdiploma dook ik drie keer per week een paar uur in de boeken, maar verder had ik niks te doen. De gemeente raadde aan om naar een café te gaan om mensen te leren kennen.” In Uganda zou dat een prima advies zijn geweest, zegt Rugamba: “Daar kom je gemakkelijk in contact met vreemden, maar hier kwam ik er al snel achter dat het moeilijk is om in een café nieuwe mensen te leren kennen. De meeste mensen zijn hier erg op zichzelf.”

‘Niets is erger dan wakker worden en niet weten wat je moet doen’

Ruim drie jaar geleden wees de gemeente haar op een opleidingsprogramma voor statushouders bij Ikea. Dankzij hulp van bemiddelingsbureau voor vluchtelingen Refugee Talent Hub werd Rugamba toegelaten. Het pakte goed uit: “Ik leerde niet alleen het werk doen, maar ook de taal echt spreken. Na een halfjaar boden ze me een vaste baan aan.” Rugamba is daar nog elke dag dankbaar voor. “Er is niets erger dan wakker worden en niet weten wat je moet doen”, verzucht ze. “Het is een wonder dat ik niet aan de drank of drugs ben geraakt. Ik heb genoeg werkloze vluchtelingen gezien die die verleiding niet konden weerstaan.”

Van verveling naar een nieuw leven

De ervaring van Rugamba staat niet op zichzelf, zegt hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Jaco Dagevos, die voor het Sociaal en Cultureel Planbureau onderzoek doet naar migratie en integratie. “Tijdens de asielprocedure hebben mensen weinig regie over hun leven, maar als ze een baan hebben, kunnen ze er richting aan geven. Ze hebben dan het gevoel dat ze eindelijk echt kunnen gaan integreren.”

‘Een betaalde baan is voor asielzoekers een teken dat hun nieuwe leven is begonnen’

Volgens Dagevos kan de betekenis van werk voor gevluchte mensen nauwelijks worden onderschat. “Veel van hen hebben een traumatische periode achter de rug”, zegt hij. “Soms door de situatie in het land dat ze ontvluchtten, soms door de onzekerheid van de asielprocedure. Een betaalde baan is voor hen een teken dat hun nieuwe leven is begonnen.”

Als het aan Dagevos lag, zouden gevluchte mensen zo snel mogelijk aan het werk mogen gaan. “In 2021 onderzochten we de gevolgen van de opvangperiode van Syrische vluchtelingen. Veel van hen kampten met een slechte psychische gezondheid. Dat had meerdere redenen, zoals onzekerheid over de uitkomst van de asielaanvraag en het vele verhuizen tussen opvanglocaties. Een belangrijke oorzaak was echter ook verveling, het ontbreken van een daginvulling. Werk kan daarin een heel belangrijke rol vervullen.”

Abdulrahman Al-Tabali (26): ‘Ik zag anderen, die ook niet mochten werken, depressief worden’

Het beeld dat Dagevos schetst in zijn onderzoek is voor Abdulrahman Al-Tabali herkenbaar. In 2016 vluchtte hij uit Jemen voor de oorlog. Via Turkije kwam hij in 2022 in Nederland terecht: eerst in Ter Apel, daarna in een asielopvang in Almelo. “De eerste zes maanden daar waren echt zwaar. Ik had een goede opleiding als afgestudeerd elektro-ingenieur. Toch mocht ik in Nederland nog niet werken.”

Dat gold ook voor de twintig andere gevluchte mensen met wie Al-Tabali in de Almelose opvang verbleef. “Het waren mensen die net als ik allemaal in staat waren om te werken. Met goede opleidingen en veel vakkennis. Ik zag veel van hen depressief worden.”

‘Ik moest zelf mijn weg zoeken op de arbeidsmarkt’

Na een halfjaar was Al-Tabali het nietsdoen zat. “Ik ben toen eerst vrijwilligerswerk gaan doen: ik wierf weer anderen voor vrijwilligerswerk. Zo kon ik ook mijn lotgenoten helpen om hun dag nuttig te besteden. Daarnaast heb ik online veel online opleidingen gevolgd om mezelf te ontwikkelen.” Ondertussen bleef hij hopen op een tewerkstellingsvergunning en betaald werk. “Ik wil integreren in Nederland en tegelijkertijd een bijdrage leveren. Ook wil ik mijn familie in Jemen financieel ondersteunen.”

Werk vinden in een vreemd land is moeilijk, ervoer Al-Tabali. “Ik had hier geen netwerk. Ik moest in het begin echt zelf mijn weg zoeken op de arbeidsmarkt.” Al-Tabali miste een persoonlijke begeleider die in de buurt woonde. Iemand die hem wegwijs kon maken in de Nederlandse arbeidsmarkt. Via via kwam hij net als Rugamba in contact met Refugee Talent Hub, waar hij het advies kreeg om buiten zijn vakgebied de elektronica te zoeken. “De IT sprak me wel aan.” Zo kwam hij in contact met ABN Amro, die iemand zocht die apps kon ontwikkelen en ondersteunen. Diploma’s waren niet vereist, wel de bereidheid om de benodigde vaardigheden te ontwikkelen. Na een training van drie maanden kreeg hij de baan.

‘Doodlopende’ banen

De ontwikkelingstrajecten die Rugamba en Al-Tabali vonden, zijn volgens hoogleraar Dagevos een belangrijk voorbeeld van werkgevers die bereid zijn om langdurig in een nieuwe werknemer te investeren. “Statushouders belanden nog te vaak in ‘dead end jobs’: banen met kortlopende contracten waarin weinig mogelijkheden zijn om vaardigheden op te doen, de taal te leren of een sociaal netwerk op te bouwen, zoals schoonmaakwerk.”

Uit cijfers van CBS blijkt dat zevenenhalf jaar na het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning, slechts 30 procent van de asielzoekers na het verkrijgen van een verblijfsvergunning of vluchtelingenstatus een contract voor onbepaalde tijd heeft. Van de totale Nederlandse beroepsbevolking heeft 67 procent een vast contract.

‘Het afschaffen van de 24-wekeneis was een goede eerste stap’

De overheid kan volgens de SCP-onderzoeker meer doen om de toegang naar de arbeidsmarkt voor asielzoekers te verbeteren. “Het afschaffen van de 24-wekeneis was een goede eerste stap, maar asielzoekers moeten nog steeds een tewerkstellingsvergunning hebben en er zijn flinke achterstanden bij het inschrijven van asielzoekers en statushouders bij de Basisregistratie Personen.” Zonder die inschrijving kun je überhaupt geen contract krijgen.

Sinds begin 2022 is de nieuwe Wet Inburgering van kracht, waarin gemeenten een grote rol hebben om nieuwkomers te ondersteunen bij het vinden van werk. Dagevos: “Dat is in de praktijk nog vaak lastig, omdat asielzoekers in het AZC moeten worden begeleid; vaak op grote afstand van de gemeente waarin zij op de wachtlijst staan voor een woning.”

‘Afspraak’

Al-Tabali werkt inmiddels tien maanden bij ABN Amro en is er tevreden. “Het is fijn om ook met Nederlandse collega’s contact te kunnen hebben. Ze helpen me met het leren van de taal. Soms spreken we ook in het weekend af.”

Ook Jackline Rugamba voelt zich sinds ze bij Ikea werkt meer onderdeel van de Nederlandse samenleving. Al zijn de cultuurverschillen soms lastig. “Na werktijd spreek ik wel eens met collega’s af, maar dan wel na het maken van een ‘afspraak’.” Rugamba spreekt het woord uit met een vies gezicht. Ze mist de spontane bezoeken die ze gewend was in Uganda.

Op de lichtafdeling spreekt ze uitgebreid met een klant. “Soms krijg ik wel eens commentaar dat ik te veel tijd neem, maar ik vind persoonlijke aandacht belangrijk. Op dat vlak kunnen de Nederlanders nog wel wat van mij leren”, lacht ze.

Met dank aan OneWorld en Martijn van der Donk. Lees het gehele artikel op oneworld.nl.

Lees ook